Ademen en ‘niets doen’ is een van de belangrijkste houdingen bij Ademwerk. Want je moet de adem laten gaan en het ‘niet doen’. Als je de adem ‘laat gaan’ en je het zelf ‘niet doet’ , kun je makkelijker diep ademen. Wanneer je je lichaam laat ademen ontstaan er spontaan diepere gevoelens, ook kan je lichaam spontaan gaan bewegen. ‘Doen’ kan het voelen remmen of blokkeren. Voorbeeld: als je snel naar het station loopt om de trein te halen ervaar je geen enkel gevoel, behalve dat je bang bent de trein niet te halen. Hierdoor worden al je bewegingen beheerst door het doel, en heb je jezelf getransformeerd tot een machine, totdat het doel bereikt is. Maar je bent geen machine, want die hebben geen gevoelens. Als het ademen vloeiend verloopt, kost het geen enkele inspanning. Als het inspanning kost, betekent het dat je ‘het doet’. Je spant je in als het doel of het resultaat belangrijker is dan het proces. Verloopt het ademen vloeiend dan geeft dat een aangenaam gevoel, als het inspanning kost gaat het moeizaam, omdat het met de wil gebeurt. Als je je best gaat doen ‘leef je in de tijd’’ en dat heeft een remmend effect op op je gevoel, omdat het bewuste controle inhoud. Het is zaak het ademen meer te laten gebeuren dan het ‘te doen’. Je volledig overgeven aan een spontane ademhaling brengt je terug ‘in het huidige moment’, dat is waar het omgaat.